Hoe de onderhoudsbijdrage voor kinderen berekenen?
Als ouders nog samenleven, wordt de onderhoudsverplichting in natura binnen het gezin uitgevoerd. Leven de ouders gescheiden, dan moet de bijdrage geheel of gedeeltelijk uitgedrukt worden in een bedrag. Dat is niet eenvoudig, want er bestaan geen vastgestelde tarieven of berekeningsmethodes.
De volgende 4 stappen maken de berekening wat overzichtelijker:
1. De verdeelsleutel van de middelen
Eerst wordt het gezinsbudget samengesteld. Dat is het budget dat nodig is om de kinderen te onderhouden op gezinsniveau. Daarin wordt vervolgens het aandeel van elke ouder bepaald. Bijvoorbeeld 60% voor de vader, 40% voor de moeder. Ook als ouders al feitelijk gescheiden leven, moet een gezinsbudget samengesteld worden.
2. De verdeelsleutel van het verblijf
Op het moment dat het kind bij een van de ouders verblijft, staat die in natura in voor de kosten van huisvesting, voeding, vervoer, gezondheid, etc. De periode dat het kind bij de andere ouder verblijft, geldt hetzelfde. Stel dat een kind op jaarbasis 40% bij de vader verblijft en 60% bij de moeder en we bouwen verder op het voorbeeld uit punt 1, dan bestaat er een verschil tussen de verdeelsleutel van de middelen en die van het verblijf.
De vader heeft namelijk een financiële draagkracht van 60%, maar vult die in natura slechts in voor 40%. Dat wil zeggen dat hij 20% te weinig tussenkomt in de onderhoudskosten voor zijn kind. De moeder draagt daarentegen 20% te veel bij (40% middelen, 60% verblijf) in verhouding tot haar aandeel in het gezinsbudget. Dat evenwicht wordt hersteld door de 20% van de vader over te hevelen naar de moeder.
3. De verdeelsleutels toegepast op de gewone en buitengewone kosten
Elk kind brengt een zekere kostprijs met zich mee, waarbij een onderscheid moet worden gemaakt tussen de gewone
Info
en de buitengewone
Info
kosten die voor een kind betaald moeten worden.
De buitengewone kosten zijn de kosten die niet noodzakelijk op voorhand kunnen worden voorzien en het gebruikelijk budget van het kind overschrijden. Dat zijn bijvoorbeeld kosten voor de aanschaf van een bril, een hospitalisatie of sessies bij een logopedist, voor hobby’s …
Op de buitengewone kosten is de verdeelsleutel van de middelen van toepassing (in ons voorbeeld 60% voor de vader en 40% voor de moeder) om te bepalen op welke wijze de ouders daarin moeten bijdragen. Wie meer financiële middelen heeft, draagt hier dus meer bij voor het kind. Vaak wordt de volledige kostprijs door één ouder voorgeschoten en nadien aan de andere ouder gevraagd om zijn aandeel terug te betalen. Om latere discussies te vermijden, wordt die terugbetaling gebruikelijk afhankelijk gemaakt van bepaalde modaliteiten, zoals een voorafgaande verwittiging of akkoord, de overhandiging van betalingsbewijzen en facturen, de verrekening van de tussenkomst van de mutualiteit …
De gewone kosten van het kind zijn veel moeilijker te bepalen, maar daar bestaan hulpmiddelen voor. Via de formule van Renard, van de Gezinsbond, van Tremmery of van de Pareto Group kunt u becijferen wat het aandeel van het kind is in het gezinsbudget. Denk aan het aandeel in het totale verbruik van elektriciteit, water, woonlasten, voeding ….
In ons voorbeeld worden de 20%, die overgeheveld moeten worden van de vader naar de moeder, berekend op de gewone kosten van het kind. Dus, als een kind maandelijks 1.000 euro kost, dan zou de vader 20% of 200 euro per maand betalen aan de moeder. Dat is de onderhoudsbijdrage.
4. De kinderbijslag en sociale en fiscale voordelen van alle aard
Ook de kinderbijslag, de sociale en fiscale voordelen van alle aard tellen mee bij de berekening van de alimentatie. Ook hier wordt een onderscheid gemaakt tussen de gewone en de buitengewone kosten. De kinderbijslag, het fiscaal voordeel van een kind ten laste en de vermindering van de onroerende voorheffing worden in rekening gebracht bij de berekening van de onderhoudsbijdrage (en hebben dus betrekking op de gewone kosten).
Soms kunnen de sociale voordelen reeds in mindering worden gebracht van de kosten waar zij betrekking op hebben, alvorens bepaald wordt hoe groot de terugbetaling van de andere ouder is. Bv. de ouder die de studiebeurs ontvangt, trekt in principe eerst dat bedrag af van de studiekosten die hij betaald heeft om nadien pas het aandeel van de andere ouder in het overblijvend saldo te vragen.