Ga verder naar de inhoud
Voorzitter Peter Callens
11/12/20
Peter Callens

De balie bereidt zich voor op de komst van 'Third Party Funding'

In deze rubriek reflecteert onze voorzitter over de actualiteit. U leest hem elke twee weken. Ontdek waarover hij het vandaag met u wil hebben.

Deze week verscheen een bericht dat een internationaal advocatenkantoor met een grote Brusselse vestiging samen met een financiële partner een fonds heeft opgericht, dat financiering aanbiedt voor procedures die cliënten willen voeren. Daarop wil ik vandaag graag even inzoomen.

Third Party Funding (TPF), zoals de techniek in het Angelsaksische jargon heet, is bij ons niet ingeburgerd. Maar marktbewegingen waaien wel vaker mee met de westenwind en spoelen aan op onze stranden.

Het fenomeen lijkt ontstaan te zijn in Australië, in de insolventieprakijk, dertig jaar geleden. Bij gebrek aan activa hadden curatoren niet de mogelijkheid om nochtans kansrijke processen te voeren in het belang van de boedel. Zij lieten zich financieren door derden, die zij dan remunereerden met een percentage van de opbrengst. Die techniek sloeg aan bij andere eisers, die niet de middelen hadden om kostbare processen te voeren.

Zo heeft TPF zijn vleugels gaandeweg uitgespreid naar de meeste jurisdicties uit de common law-traditie. Niet dat dit zonder slag of stoot gebeurd is: een oud concept van common law, het verbod op champerty uit de Statute of Westminster (1275), leek de financiering van processen te verbieden. Dit obstakel is grotendeels overwonnen en TPF heeft vaste voet aan de grond gekregen. Volgens studies zou er wereldwijd circa EUR 10 miljard beschikbaar zijn, in tal van fondsen, voor de financiering van rechtsgedingen en arbitrageprocedures.

Ook in Frankrijk en Nederland, zoals bekend geen common law-jurisdicties, is TPF met variërende intensiteit ingeburgerd geraakt. Bij ons is dat niet, of slechts nauwelijks het geval. De redenen daarvoor liggen voor de hand. TPF ligt in de praktijk enkel in de aanbieding als de monetaire inzet van het proces hoog genoeg is, maar dat soort procedures zijn in ons land niet legio. De termijnen waarbinnen onze hoven en rechtbanken zaken afhandelen zijn problematisch, zeker in vergelijking met andere landen, en dus niet aantrekkelijk voor financiers. En, wat velen er ook mogen van denken, procedures zijn in België beduidend minder kostbaar dan in veel andere landen, zodat de nood aan financiering minder groot gebleken is.

Maar wat nog niet is kan komen. TPF biedt een uitweg voor financieel zwakkere eisers om toegang te krijgen tot de rechter, en werkt dus drempelverlagend. TPF verdeelt opbrengsten maar spreidt ook risico’s, en ook dat heeft zijn aantrekkingskracht.

Wij leven niet op een eiland. Dat ook bij ons TPF zal neerstrijken, is waarschijnlijk – nu al verschijnt zij sporadisch, vooral in arbitragezaken. Onze beroepsgroep moet zich wapenen. Natuurlijk zijn er deontologische implicaties of bezwaren, met name op het stuk van het beroepsgeheim en de onafhankelijkheid, en dat zijn kernwaarden waarop wij niet afdingen. Mag de advocaat inlichtingen verstrekken aan de financier en zo ja, welke en wanneer? Mag de advocaat instructies ontvangen van de financier? Dat zijn slechts een paar van de vragen die aan bod komen, en roepen om een genuanceerd antwoord.

In de gevallen die mij bekend zijn, maakt het TPF-contract duidelijk dat enkel de cliënt instructies geeft aan de advocaat, niet de financier, en rapporteert de advocaat uitsluitend aan de cliënt.

Het geval waarin het advocatenkantoor zelf deelneemt in de financiering van de procedures van zijn eigen cliënten vormt in deze discussie een bijzondere, hybride casus. Er zijn immers raakpunten met de advocaat die een langdurige procedure voert en pas bij het einde zijn ereloon vraagt: ook hij financiert het proces van zijn cliënt.

De OVB zal die materie op de kalender plaatsen, met een dubbel objectief: de kernwaarden vrijwaren en niettemin de Belgische advocaten mogelijkheden bieden die hen geen onnodig concurrentienadeel opleveren ten opzichte van buitenlandse confraters, die overigens aan vergelijkbare regels onderworpen zijn als wijzelf.

Met genegen groeten,

Peter Callens
Voorzitter OVB

Deel dit artikel