Ga verder naar de inhoud
Voorzitter Peter Callens
27/11/20
Peter Callens

“Door advocaten aan te vallen doen onderzoeksrechters afbreuk aan hun eigen positie”

In deze rubriek reflecteert onze voorzitter over de actualiteit. U leest hem elke twee weken. Ontdek waarover hij het vandaag met u wil hebben.

Om de twee weken schrijft onze voorzitter de actualiteit van zich af. Vandaag gaat hij in op de druk die sommige onderzoeksrechters leggen op advocaten. Onze voorzitter klimt op de barricaden tegen die verfoeilijke evolutie en maant aan tot terughoudendheid.

Drie kernpunten

Advocaten zijn niet verheven boven de wet.

Maar wat hen onderscheidt van andere burgers, is dat zij een bijzondere positie innemen in ons juridisch bestel. Ik noem hier drie principiële aspecten van die bijzonderheid.

Eén, advocaten zijn gehouden tot een eigen vorm van onafhankelijkheid. Dat wil zeggen dat zij zich niet laten leiden door andere belangen dan die van de cliënt. Dat de advocaat losstaat van zijn cliënt, afstand bewaart en op autonome wijze beslist hoe hij de verdediging van diens belangen waarneemt: hij is de dominus litis. De advocaat kan niet geïdentificeerd worden met zijn cliënt en is niet, omdat hij hem verdedigt, diens medeplichtige.

Twee, de advocaat geniet van een vérstrekkende, wettelijk vastgelegde immuniteit voor wat hij zegt in zijn pleidooi. Zonder die vrijheid is de advocaat niet in staat om, zonder vrees, een waarachtige verdediging op te bouwen en alle argumenten te ontwikkelen die hij dienstig acht. Daarom is die immuniteit van wezenlijk belang.

Drie, de advocaat heeft een ijzersterk beroepsgeheim. Dat beroepsgeheim is wettelijk voorgeschreven, maar is bovenal gesteund op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het vindt bevestiging in de vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Het is, zoals genoegzaam bekend, een baken van de rechtstaat.

Gehaat en benijd

Door zijn vrijheid in pleidooien, zijn onafhankelijkheid en zijn beroepsgeheim wordt de advocaat zowel gehaat als benijd. Gehaat, omdat hij ongehinderd steeds weer de vervelende vragen stelt en gebreken blootlegt van overheden, politie, parket, rechters, burgers en - niet te vergeten - andere advocaten. Benijd, omdat hij met een vrijheid mag spreken die anderen niet hebben en de stille bewaarder is van voor anderen ontoegankelijke geheimen.

Wat dat beroepsgeheim betreft: het heeft twee grote gevolgen. Vooreerst moet de advocaat zwijgen over wat hij vernomen heeft, dat is duidelijk. De keerzijde daarvan is dat overheden, het parket en de onderzoeksrechter de advocaat niet kunnen noch mogen gebruiken als bron van informatie over diens cliënt. Zo werkt de rechtstaat: een strafonderzoek kan gevoerd worden met allerlei door de wet voorgeschreven onderzoeksmethodes, maar de advocaat is geen bron van informatie. Ik herhaal: de advocaat is geen bron van informatie.

Net daarom is het uitermate zorgelijk dat sommige onderzoeksrechters de neiging vertonen om advocaten in verdenking te stellen en zelfs in hechtenis nemen, om het beroepsgeheim te laten springen of - ik sluit het niet uit - om de verdediging van de cliënt onderuit te halen of gewoon om druk te zetten op de advocaat. Onderzoeksrechters lijken bereid te zijn om geloof te hechten aan niet of nauwelijks geverifieerde verklaringen van gepatenteerde delinquenten tegen advocaten. Dat de reputatie van de advocaat te grabbel gegooid wordt, lijkt zelfs geen overweging waard te zijn. Als naderhand moet blijken dat de advocaat niets te verwijten valt, is dat uitermate pijnlijk voor de advocaat zelf en zijn dierbaren, maar niet voor de onderzoeksrechter.

Barricaden

Aan onderzoeksrechters die, met de ondraaglijke lichtheid van het bestaan, niet kunnen weerstaan aan zulke methodes geef ik het volgende mee. Door de geloofwaardigheid van advocaten op het spel te zetten, trekken zij het rechtssysteem waarin zijzelf optreden in twijfel. De credibiliteit van de balie is namelijk even essentieel als de geloofwaardigheid van het justitiële stelsel zelf. En door de advocaten aan te vallen doen zij dus ook afbreuk aan hun eigen positie.

Dat is een schande en de balie accepteert dit niet. De advocatuur is bereid om op de barricaden te klimmen tegen deze verfoeilijke evolutie.

Het uitgangspunt is nog steeds niet alleen het vermoeden van onschuld, dat ook geldt voor advocaten. Maar ook dat er geen verwarring mag zijn tussen de advocaat en de cliënt die hij verdedigt. En dat de geloofwaardigheid van de advocaat nog steeds hoger mag ingeschat worden dan die van verdachten.

Waarmee ik niet wil zeggen dat een advocaat die een misdrijf pleegt niet gestraft moet worden. Ook niet dat hij een voorkeursbehandeling moet krijgen, maar wel dat hij recht heeft op erkenning van zijn maatschappelijke functie. En dat onderzoeksrechters, volgens Napoleon de machtigste mannen – toen waren het allemaal mannen – van zijn Rijk, hun macht met gepaste terughoudendheid uitoefenen, binnen de grenzen van de wet en met respect voor de pijlers van de rechtstaat waartoe niet alleen zijzelf maar ook de advocaten behoren.

Deel dit artikel