Ga verder naar de inhoud
Hugo Lamon
8/04/20
Hugo Lamon

Geen plaats voor coronaprofitariaat aan de balie

In deze barre tijden komt het beste in de mens naar boven. Er zijn grote golven van solidariteit en iedereen lijkt wel oprecht bezorgd over de fysieke en psychische gezondheid van zijn medemens. De door de overheid opgelegde lockdown is tegennatuurlijk, maar het moet blijkbaar. Van iedereen wordt nu vooral gezond verstand verwacht.

Kunnen advocaten daartoe bijdragen? Het Vlaams artsensyndicaat trok alvast aan de alarmbel. De familie van een 91-jarige coronapatiënt dreigde ermee een ziekenhuis te dagvaarden omdat de dokters omwille van de geringe overlevingskansen geen bed op de intensieve zorgen wilde vrijmaken. Volgens het artsensyndicaat had een advocaat spontaan zijn diensten aangeboden in de wachtzaal en getracht de familieleden te overtuigen een procedure tegen de artsen te starten. De patiënt overleed twee uur later en de ronselaar bleek ook geen advocaat te zijn. Het artsensyndicaat riep in een persmededeling de stafhouders op om advocaten die zich met dergelijke laakbare ronselpraktijken inlaten zwaar te straffen. De Morgen (6 april) citeerde Prof. dr. Filip Dewallens (medisch recht) die vond dat voor de duurtijd van de crisis er een (juridische) immuniteit moet worden voorzien “voor zorgverleners die zich houden aan de wetenschappelijke richtlijnen”, dus met de onmogelijkheid om aansprakelijkheidsclaims te stellen.

De zorgverleners verdienen het allergrootste respect, nu die zich op risico voor eigen gezondheid inzetten voor het algemeen welzijn en dit vaak in uiterst stresserende en precaire omstandigheden. De Stafhouder van Brussel reageerde zonder omwegen: “Advocaten die als aasgieren cirkelen boven andermans onheil en aan laag-bij-de-grondse actieve cliëntenronseling doen, zullen de stafhouder dus op hun lamentabele weg tegenkomen. Ik begrijp dus de verontwaardiging van de artsen”. Daarmee verwoordde hij wat bij velen aan de balie leeft.

De crisis veroorzaakt echter ook een onnoemelijk leed bij de slachtoffers en nabestaanden. Voor die mensen moet er ook begrip zijn. In alle omstandigheden moet de rechtsstaat overeind blijven. Die kan en mag niet “in quarantaine” worden geplaatst. Advocaten die door nabestaanden worden gecontacteerd zullen hun vraag moeten aanhoren en adviseren en, nu meer dan ooit, zich ook als eerste rechter moeten gedragen. Zij dienen hun advocateneed indachtig te blijven (ieder advocaat heeft gezworen dat hij “geen zaak zal aanraden of verdedigen die hij naar eer en geweten niet gelooft rechtvaardig te zijn”).

Het past hier ook de versregel van Alice Nahon indachtig te zijn: “‘t is goed in ‘t eigen hert te kijken nog even voor het slapen gaan”. Advocaten zijn juridische dienstverstrekkers én ondernemers. Sommigen ruiken nieuwe opportuniteiten. Op websites, sociale media, noodnummers en via andere kanalen geven ze een gratis eerste advies, waarbij ze daarna graag echte (betalende) dossiers aanmaken. Wanneer er sprake is van lokaanbiedingen of misleidende reclame, gaat het om onrechtmatige marktpraktijken, ook wanneer advocaten daartoe het initiatief nemen. Het valt daarbij ook nog te zien of dit verzoenbaar is met de waardigheid van het beroep en dus met de deontologie. Advocaten dienen als vrij beroep ook het algemeen belang.

De regering komt ook vele groepen in de samenleving ter hulp met tijdelijke werkloosheidsmaatregelen, overbruggingsrechten en andere financiële tussenkomsten. Voor velen is dat een essentiële reddingsboei. In de meeste gevallen volstaat – voorlopig althans – een verklaring op eer. Dat zet sommigen ertoe aan om de regels maximaal te benutten en zelfs het misbruik te organiseren. Ze richten zich in een aantal gevallen tot advocaten, door sommigen geprezen als de specialisten in het vinden van achterpoortjes en hoe die open te houden. Het is een cliché, maar helaas soms ook pijnlijk waar. Op gevaar af als nestbevuiler van mijn beroepsgroep te worden weggezet, was het soms hallucinant om advocaten tijdens recent door de Orde van Vlaamse Balies georganiseerde webinars over de crisismaatregelen bezig te horen. Met nauwelijks onderdrukt cynisme ontwikkelden ze hypotheses over hoe ze met hun medewerkers en personeel “afspraken” zouden maken om zoveel mogelijk vergoedingen van de overheid los te weken. Gelukkig wekte dit bij vele toehoorders afschuw en plaatsvervangende schaamte, niet in het minst bij de gelukkig nog kleine groep van advocaten voor wie het ingevolge het tijdelijk stilvallen van het rechtbankwerk nu echt moeilijk overleven is en die premie levensnoodzakelijk.

Wie als advocaat coronasubsidies van de overheid wil ontvangen krijgt het advies dit zo snel mogelijk aan zijn stafhouder melden. Er moeten een aantal deontologische afwegingen worden gemaakt. Een advocaat kan niet zomaar even (voor de duurtijd van een premie) zijn cliënten in de steek laten. En voor advocaten die hun juridische kennis willen inzetten om de groep van onrechtmatige premiejagers te willen vervoegen is er geen plaats.

Hugo Lamon
Bestuurder OVB en woordvoerder

Deze column werd gepubliceerd op jubel.be.

Deel dit artikel