Ga verder naar de inhoud
27/01/23
Peter Callens

“Modernisering van de advocatuur moet de positie van advocaten én balie verstevigen”

In deze rubriek reflecteert onze voorzitter over de actualiteit. Je leest het elke twee weken. Ontdek waarover hij het vandaag met jou wil hebben.

Moet de advocatuur moderniseren? Natuurlijk. Stilstaan is achteruitgaan. Veel advocatenkantoren hebben dat allang begrepen. Zij stemmen hun dienstverlening af op de noden van hun cliënten. Dat vergt zelfkritiek en aanpassingsvermogen. Meerwaarde bieden voor de cliënt in een bewegende wereld en, niet te vergeten, de cliënt bewust maken van die meerwaarde. Zeg wat je doet, doe wat je zegt, en laat zien wat je doet. Daarover gaat het. En vervolgens die meerwaarde omzetten in kantoorrendement, volgens de aspiraties waarvoor het kantoor gekozen heeft. Dat rendement is prozaïsch uit te drukken in geld of, poëtischer, in andere vormen van voldoening uit het werk. Of beter, in een combinatie van beide.

Moderniseren is scherp blijven. Begrijpen waar de noden van de cliënt zitten, de cliënt bewust maken van noden die verborgen gebleven waren, bijblijven bij wat de juridische markt doet, technologisch aan de maat blijven, en, als het even kan, beter zijn dan anderen. En vervolgens voor het werk tijdig het juiste tarief aanrekenen. De drieledige wet van de advocatuur luidt: 1. overtuigen, 2. overtuigen en 3. overtuigen. Een permanente opdracht is dat.

Moet de balie moderniseren? Natuurlijk. De beroepsregels behoeven bijstelling als zij een oubollige hinderpaal vormen voor een toekomstgerichte dienstverlening. En even natuurlijk als wij moeten moderniseren, moeten de bakens van het beroep onaangeroerd blijven: de onafhankelijkheid, het beroepsgeheim, de kernwaarden. Buiten die lijntjes kleuren is niet aan de ‘orde’.

Om de balie te moderniseren zijn wij op onszelf aangewezen. Dat heet zelfregulering. Wat niet wil zeggen dat wij de wetgever niet nodig hebben. Wetten kunnen vereist zijn om de rol van de onafhankelijke balie als tegenmacht binnen het rechtsbestel te verankeren ten aanzien van de instellingen. Als wij het dan toch willen hebben over meerwaarde: uitgerekend in die kenmerken huist de grootste meerwaarde van de Orde.

Veel van de ‘prioritaire voorstellen’ van het kabinet Justitie voor de modernisering van de advocatuur blijven helaas hangen op het niveau van de baliestructuren, hoe belangrijk die ook zijn, zonder verder te kijken. Extra bedenkelijk is dat men de voorstellen via wettelijke – en dus, minstens in potentie, via de balie verzwakkende – weg wil doorvoeren.

Hoe kan een wet de balie verzwakken? Het antwoord is tamelijk simpel. Met een wettelijke regeling wordt het functioneren van de balie bepaald door de politiek en niet door de balie zelf. Dat functioneren komt in de handen van elke toevallige parlementaire meerderheid. En laat de bepaling van de baliestructuren nu net een domein zijn waarvoor in een moderne rechtstaat de Orde zelf instaat. Waarom dat zo is? Omdat de balie in staat moet zijn ongehinderd te pleiten tegen alle overheden van het land en, waar nodig, tegen allen die actief zijn in de politiek. Hoe meer de politiek vat krijgt op de baliewerking, hoe meer de onafhankelijkheid van de advocatuur in het gedrang komt, hoe zwakker de rechtsbescherming van de burger wordt. Dat is, in een notendop, wat er op het spel staat.

De voorstellen die tegenwoordig de gemoederen beroeren vormen een ingekrompen selectie uit een lange lijst voorstellen die 5 jaar geleden geformuleerd zijn. Zij zijn te vinden in het Rapport dat de Brusselse advocaat mr. Patrick Hofströssler en de voormalige Luikse stafhouder en voorzitter van de OBFG mr. Patrick Henry overhandigden aan toenmalig minister van Justitie Koen Geens. Twee heren van stand met een ontzagwekkende staat van dienst. In de wandelgangen gewaagt men een beetje luchtig van het Rapport PH² of de ‘twee Patricks’, maar het is een doorwrocht werkstuk van bijna 700 bladzijden dat een bijzonder ernstig debat waard is.

Het is opvallend dat voorstellen uit het rapport PH² die de baliestructuren overstijgen, om mysterieuze redenen niet te bespeuren zijn in de ‘prioritaire voorstellen’. Twee voorbeelden:

  • Het invoeren van de ‘rechter van het geheim’ voor het beoordelen van kwesties die onder het beroepsgeheim vallen. Toegegeven, dat zou geld kosten en het is geen gemakkelijke oefening. Maar het zou wel een modernisering van formaat zijn.
  • Het invoeren van een advocatenakte met uitvoerbare kracht. Dat geldt zeker voor het collaboratief onderhandeld akkoord. Uitsluitend advocaten kunnen zo’n akkoord bewerkstelligen, maar op het vlak van de uitvoerbaarheid ervan is het stiefmoederlijk behandeld in vergelijking met akkoorden die door bemiddeling tot stand komen.

Sinds oktober 2020 dringen we bij het kabinet aan op nog andere moderniseringen die eveneens vergeten lijken. Ik citeer er een paar:

  • De ontwikkeling van een digitaal platform waarmee advocaten kunnen communiceren met alle gerechtelijke diensten. Het biedt de mogelijkheid om gedigitaliseerde (en niet louter ingescande) strafdossiers en een gedigitaliseerde rol te raadplegen. Er worden stappen gezet, maar zeer traag.
  • Advocaten in staat stellen om artificiële intelligentie toe te passen op de databank vonnissen en arresten en hen een volwaardig lidmaatschap geven in het beheersorgaan ervan.
  • Gecentraliseerde digitale toegang tot alle overheidsdatabanken (kadaster, de vroegere hypotheekbewaring, ondernemingsregister, UBO-register…).
  • Regels voor de bezoldiging van bewindvoerders, in overleg met het werkveld.
  • Een sterke verhoging van de BJB-vergoedingen en snellere uitbetaling. Daaraan wordt gelukkig gewerkt, met dank, maar het vergt tijd.
  • Maatregelen om de exorbitante achterstand in bepaalde rechtscolleges in te halen.

De modernisering kan nog intensiever, in de zin van een versteviging van de rol van de balie en een drempelverlaging voor toegang tot de rechter. Het is te betreuren dat er met de balie geen prioritair gesprek gevoerd is alvorens men tot ‘prioritaire voorstellen’ gekomen is, terwijl er toch echt wel andere prioriteiten zijn. Een paar fameuze moderniseringen, die niet op het lijstje prijken:

  • Een grondwettelijke verankering van de rol van de advocaat in lijn met de supranationale rechtspraak.
  • Een vermindering van het btw-tarief op erelonen van advocaten.
  • De invoering van een visitatierecht voor de stafhouder in de straf- en jeugdinstellingen, zodat deze zich kan vergewissen van de bestaande toestand.

Zo zijn er nog wel meer. Voltaire schreef: ‘La décision la plus courageuse que vous prenez chaque jour, c’est d’être de bonne humeur.’ Welnu, wij gaan aan het begin van dit nieuwe jaar bijzonder goedgeluimd en met volle moed de verdere gesprekken rond modernisering aan.

Met genegen groeten,

Peter Callens