Ga verder naar de inhoud
26/06/20

OVB kritisch over uitbreiding IOS-procedure

Ontstaan

Op 2 juli 2016 trad de procedure ‘invordering van onbetwiste geldschulden’ (de zogenaamde ‘IOS-procedure’), zoals beschreven in de artikelen 1394/20 t.e.m. 1394/27 Ger.W., in werking.

De IOS-procedure is gericht op onbetwiste schulden bij handelstransacties en is enkel van toepassing in een B2B-context. Wanneer zowel de schuldeiser als de schuldenaar ondernemingen zijn, biedt de wetgever dus de mogelijkheid om onbetwiste schuldvorderingen buitengerechtelijk in te vorderen.

De IOS-procedure in B2B-context was ten tijde van de invoering ervan, en nu nog steeds, onderhevig aan kritiek. Ook wij hebben herhaaldelijk gewezen op bepaalde tekortkomingen van de IOS-procedure. Het grootste pijnpunt is volgens ons dat de IOS-procedure geen adequate rechterlijke controle voorziet.

Rechterlijke toets

Het Grondwettelijk Hof heeft desondanks de IOS-procedure in B2B-relaties gevalideerd. Wat de toets van het Grondwettelijk Hof doorstaat, is daarom nog geen goed beleid.

Daarenboven rijst de vraag of de goedkeuring vanwege het Grondwettelijk Hof gehandhaafd kan blijven, nu er met de wet van 4 april 2019 houdende wijziging van het Wetboek van Economisch Recht met betrekking tot misbruiken van economische afhankelijkheid, onrechtmatige bedingen en oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen (BS 24 mei 2019) vanaf 1 december 2020 ook wettelijke bepalingen aangaande onrechtmatige bedingen voor overeenkomsten tussen ondernemingen (B2B) gelden.

Vanaf dat moment kunnen ook ondernemingen zich op bepaalde onrechtmatige bedingen beroepen, wat dwingende wetgeving is. De rechter lijkt het meest geschikt om ambtshalve te controleren op onrechtmatige bedingen. Het valt niet goed in te zien hoe een gerechtsdeurwaarder die rol kan overnemen.

Door de invoering van de wet van 4 april 2019 kan men dus beargumenteren dat er toch een rechterlijke toets vereist is voor de IOS-procedure (zelfs) in B2B-relaties.

De vraag is dan ook of vanaf 1 december 2020 de IOS-procedure in B2B-vorderingen herzien zal moeten worden.

Tussenkomst advocaat en uitbreiding naar B2C

Wij zijn uitermate verontrust door het feit dat er nu wordt overwogen om de verplichte tussenkomst van een advocaat te schrappen en om de IOS-procedure uit te breiden naar B2C-relaties (of zelfs C2B- of C2C-relaties). Het gebrek aan een adequate rechterlijke tussenkomst maakt de toepassing van de IOS-procedure in B2C-relaties werkelijk onaanvaardbaar.

Vooreerst kan er uit het feit dat een consument niet heeft gereageerd op een factuur, niet worden afgeleid dat de consument de geldschuld niet betwist. Daarmee komt het gebruik van de IOS-procedure voor consumenten al meteen op losse schroeven te staan. We benadrukken daarnaast dat de consument -als ‘zwakke’ partij ten aanzien van de onderneming- moet kunnen genieten van extra waarborgen, minstens van een gepaste rechterlijke controle indien een onderneming geldschulden bij hem invordert.

De IOS-procedure toepassing laten vinden in een B2C-context druist bovendien regelrecht in tegen de rechtspraak van het Hof van Justitie die aan de nationale rechter de ambtshalve toetsingsverplichting van oneerlijke bedingen oplegt. Het mag niet zo zijn dat de onderneming aan de ambtshalve toetsingsverplichting kan ontsnappen, simpelweg door een beroep te doen op de IOS-procedure in plaats van op de gemeenrechtelijke invorderingsprocedure. De rechtspraak van het Hof van Justitie brengt met zich mee dat het niet mogelijk is om de IOS-procedure uit te breiden naar een B2C-context.

We wijzen er bovendien op dat ook de wenselijkheid van de uitbreiding van de IOS-procedure naar B2C-relaties ernstig in vraag kan gesteld worden, omdat de IOS-procedure in B2B-relaties helemaal niet zo efficiënt, voordelig en rechtszeker is als soms wordt beweerd. De wetgever doet er in elk geval goed aan om deze tekortkomingen te remediëren in de IOS-procedure zoals die toepassing vindt in de B2B-context. We benadrukken dat de pijnpunten uit de IOS-procedure evenzeer, en zelfs nog zwaarwichtiger, zullen wegen in een B2C-context.

We verzetten ons om al deze redenen uitdrukkelijk tegen de uitbreiding van de IOS-procedure naar B2C-relaties.

Deel dit artikel