Ga verder naar de inhoud
Voorzitter Peter Callens
1/07/21
Peter Callens

"Veel werken, weinig verdienen"

In deze rubriek reflecteert onze voorzitter over de actualiteit. U leest hem elke twee weken. Ontdek waarover hij het vandaag met u wil hebben.

Een confrater die de geschiedenis is ingegaan als één van Amerika’s meest welsprekende advocaten, is Daniel Webster (1782-1852). Seth Waxman, Solicitor General onder Bill Clinton, beschreef hem zo: “In het rijk van de advocatuur zit Webster niet in het pantheon, hij is Zeus zelf.” Aan diezelfde Webster wordt de fameuze synopsis van het advocatenleven toegeschreven: “Lawyers, as a rule, work hard, live well and die poor.”

In het Yale Law Journal van maart 1893 schreef ene Isaac Atwater over die beschrijving: “The exceptions to this are so few that they may be said to prove the rule.

Dat advocaten niet rijk sterven, is een intuïtie die velen onderschrijven. Nochtans is er, voor zover mij bekend, geen wetenschappelijk onderzoek gevoerd naar de vermogenstoestand van advocaten op het moment waarop zij het tijdelijke met het eeuwige verwisselen.

Waarover de wetenschap zich wel gebogen heeft, is de dubbele vraag of advocaten hard werken en of zij goed leven. Zo stelden de professoren Stephan Parmentier en Wim Hardyns vorige week hun advocatenbarometer 2020 voor. Daarin krijgen wij te lezen wat de bevraagde advocaten daar zelf over verklaren.

De barometer bevestigt onomwonden wat Webster zei over de werklast. Een zeer ruim derde van alle tableau-advocaten geeft aan meer dan 50 uur per week te werken. Bij de mannelijke advocaten gaat het zelfs om 43,6%. Combineer dit met de vaststelling dat minder dan de helft van de advocaten aangeeft altijd (of toch vaak) voldoende te kunnen ontspannen. En dat bijna 20% van de advocaten antwoorden dat zij zelden of nooit wekelijks voldoende kunnen ontspannen. Er wordt gezwoegd aan de balie, zoveel is zeker.

Maar is de uitspraak van Webster dat advocaten goed leven dan nog wel actueel? Webster had het in zijn tijd ongetwijfeld over de materiële welstand van zijn confraters. Nu, de advocatenbarometer ontkracht alvast met klem, behoudens uitzonderingen, het imago van de advocaat-grootverdiener. Circa 60% geeft aan tussen EUR 37.500 en 100.000 bruto te verdienen op jaarbasis. Méér dan een derde van de tableau-advocaten verdient netto minder dan EUR 25.000 per jaar. Dat is amper EUR 2.000 per maand. Nochtans geeft 56,5% aan dat zijn of haar inkomen over de afgelopen vijf jaar gestegen is.

Plaats dat alles even in het perspectief van de gehanteerde uurtarieven, die 8 op de 10 advocaten zeggen te hanteren. Gemiddeld beloopt dit uurtarief, bij “internationale” cliënten, EUR 218,50. Aan rechtspersonen brengen de advocaten gemiddeld EUR 152,20 in rekening, aan overheden is dat EUR 149,60 en aan particulieren EUR 127,60.

Ondanks het vele werk lijkt bij veel advocaten het inkomen achter te blijven. Veel werken, weinig verdienen, zou een hedendaagse Webster misschien zeggen om het beroep te beschrijven. De rendabiliteit van advocatenkantoren zit bij ons nog vaak – al te vaak, misschien – in de taboesfeer. De advocatenbarometer roept niet de vraag op of er genoeg, maar wel of er efficiënt gewerkt wordt. En of de business case klopt.

Ondertussen is er ook een andere barometer gepubliceerd, over de toestand van de juridische markt in de VS in 2021, onder de auspiciën van Georgetown University Law Center. Dat werkstuk is meer waard dan een beschrijving in enkele zinnen, maar hier zijn toch een paar opvallende vaststellingen over het afgelopen coronajaar: cliëntenwerk vereiste, met schommelingen doorheen het jaar, gemiddeld 5,5 à 6,2 factureerbare uren per advocaat; in associaties groeide het inkomen per vennoot zeer aanzienlijk; er is hard gewerkt om kosten te besparen op zaken als kantooroppervlakte, reiskosten of secretariële ondersteuning; er is meer dan ooit ingezet op technologie; het gemiddelde uurtarief dat de kantoren geïnd hebben (dus niet louter aangerekend) bedraagt, houd u vast, ruim USD 450.

Op het vlak van het mentale welbevinden – een domein waarop Vlaamse advocaten volgens de barometer helaas bepaald slecht scoren – hebben de Amerikaanse kantoren meer dan ooit ingezet. Dat geldt ook voor de investering in de kantooromgeving of de firm culture.

Het goede nieuws is dat er in de Vlaamse advocatuur ruimte is voor versterking, op alle vlakken, zonder onze waarden aan te tasten.

Bij het verhoopte einde van de coronatunnel kan het kantelmoment aangebroken zijn, waarover Malcolm Gladwell het heeft in zijn The Tipping Point - How Little Things Can Make a Big Difference. De visionaire Gladwell, naar wie het Amerikaanse rapport verwijst, stelde in 2000 dat, in tegenstelling tot wat de meeste mensen denken, maatschappelijke verandering niet traag en gestaag komt, maar vaak plots. Hij vergelijkt het met de manier waarop virussen zich verspreiden. Op een ogenblik van samenloop van ideeën en activiteiten die zich in eenzelfde richting opbouwen en ineens versnellen, komt het Tipping Point, het ene dramatische moment in een epidemie waarop alles kan omslaan.

Er valt wel wat af te dingen op de samenvatting die Webster gaf van het advocatenleven. Maar dat maakt hij dan weer goed met een andere uitspraak: “There is always room at the top.

Met genegen groeten,

Peter Callens
Orde van Vlaamse Balies

Deel dit artikel