"Wat simpel lijkt, is niet altijd simpel. Bij de fiscus weten ze dat.”
In deze rubriek reflecteert onze voorzitter over de actualiteit. U leest hem elke twee weken. Ontdek waarover hij het vandaag met u wil hebben.
Van de Franse komedieschrijver Jean-Baptiste Poquelin, beter bekend als Molière, kan je vandaag niet meer zeggen dat hij modieus is. Relevant is hij wel gebleven. Dat gaat een beetje samen. Modes zijn zoals stafhouders, zij komen en gaan. Wat relevant is blijft. Dat neemt niet weg dat Molière ooit in de mode was, in de tijd van de Zonnekoning. Mode en relevantie sluiten elkaar dus niet uit, tijdelijk althans.
Maar nu ter zake. Een attente lezer van deze column vestigde mijn aandacht op een arrest van Hof van Cassatie van 21 april 2022 in een zaak waarin de Belgische Staat, meer bepaald de Gentse afdeling van de Bijzondere Belastinginspectie, het opnam tegen een schare Limburgse belastingplichtigen. De BBI vond dat er ernstige aanwijzingen van fraude waren en kreeg van de politierechter een machtiging om over te gaan tot een visitatie in de woning van de betrokkenen. Visitatie is een sympathiek klinkend woord dat doet denken aan een joviale visite, maar met een beleefdheidsbezoek heeft de demarche weinig gemeen. Een blijspel is het niet. Op zo’n dag valt er niet te lachen.
Maar in deze casus was er een probleem. Het BBI-blitzbezoek was gebaseerd op artikel 63 van het Btw-wetboek. Die bepaling vereist voor een visitatie dat er een vermoeden is van het verrichten van belastbare handelingen in de betreffende woning. Welnu, in de Limburgse zaak werd zo’n vermoeden kennelijk niet aannemelijk gemaakt. De machtiging door de politierechter bleek het verzamelen van bewijzen van fraude te beogen. De onderzoekers wilden vaststellen of er in de woning werkzaamheden plaatsvonden. Maar van een aantoonbaar vermoeden dat er belastbare werkzaamheden waren, was er blijkbaar geen sprake.
Kortom, de BBI beschikte niet over een wettelijk verantwoorde machtiging om zich toegang te verschaffen tot de woning. De BBI mocht ook geen documenten meenemen, maar deed dat wel.
Goed, maar wat is nu de sanctie? Dat is de prangende vraag die de jurist – en misschien meer nog de bewoners van de bezochte woning zich stellen.
Het hof van beroep besliste dat de documenten eenvoudigweg geen bewijskracht hadden. En dat er geen reden was om de ‘antigoontoets in fiscalibus’ toe te passen. U weet wel, de leer die ervoor zorgt dat onrechtmatig bewijs niet automatisch ontoelaatbaar is.
Het Hof van Cassatie snelt de fiscus nu ter hulp. Het hoogste Hof stelt vast dat de wet zelf niet in een sanctie voorziet. Het Hof oordeelt dat bewijzen die bij een visitatie onrechtmatig zijn verzameld, daardoor niet per se onbruikbaar worden. Het gebruik van die bewijzen moet namelijk eerst getoetst worden ‘aan de beginselen van behoorlijk bestuur en het recht op een eerlijk proces.’
Vanuit het maatschappelijke belang van de strijd tegen fiscale fraude valt er begrip op te brengen voor de fiscusvriendelijke benadering. Ondertussen is het afwachten op de beslissing van het hof van beroep waarnaar de zaak na cassatie verhuist. Wat er ook van zij, het zal je maar overkomen, dat je huis bij het ochtendgloren doorzocht wordt op grond van een onwettige machtiging.
Zo weet ik weer waarom ik het had over Molière. Zijn meesterwerk, het toneelstuk Le Tartuffe ou l’imposteur, vertelt het verhaal van de intrigant Tartuffe, die zich voordoet als een devote pilarenbijter. In werkelijkheid is hij uit op het vermogen van de goedgelovige Orgon. Orgon laat zich ompraten, loopt in de val en schenkt zijn vermogen aan de valse kwezel Tartuffe. Finaal loopt alles gelukkig goed af, zoals het in klassieke komedies past. Tartuffe is en passant wel het archetype geworden van de hebberige huichelaar.
Elke gelijkenis tussen het toneelstuk en de fiscale zaak is louter toevallig. Het gaat hier om een losstaand geval van stream of consciousness, die mij afgeleid heeft van een oud theaterstuk naar de spelregels die de Staat zichzelf oplegt voor het betreden van iemands woning. Volgens een stevig gewortelde gewoonte stippelt de Staat die regels zelf uit, na breed overleg binnen de administratie. Dus denkt de achteloze burger dat het voor de Staat niet zo lastig kan zijn om de zelfgekozen regels na te leven. Dat het zelfs elementair is dat die regels naleving kennen…
Maar juristen en toneelliefhebbers weten dat wat simpel lijkt, niet altijd simpel is. En ook dat heimwee naar simpelheid geen teken van zwakheid hoeft te zijn.
Met genegen groeten,
Peter Callens
Voorzitter Orde van Vlaamse Balies