Ga verder naar de inhoud
Vrouwe justitia op kantoor
7/04/22

De scheiding der machten, een basisbeginsel

Vlaams minister van Justitie Zuhal Demir heeft het zich gepermitteerd om een mening te tweeten over de strafmaat in het vonnis dat de Antwerpse rechtbank over dader Ben C. geveld heeft in een ophefmakende verkrachtingszaak.

Los van de ernst van de zaak, die niet ter discussie staat, kan de reactie van de minister niet door de beugel.

Ons politiek bestel is, zoals bekend, gegrondvest op de scheiding der machten. De minister van Justitie behoort tot de uitvoerende macht en heeft zich daarom niet uit te spreken over de inhoud of kwaliteit van een vonnis dat uitgesproken is door de rechterlijke macht. Niet in deze zaak, en ook in geen enkel ander dossier dat in behandeling is bij de rechterlijke macht. De minister mag een visie hebben op de werking van het gerecht in het algemeen, maar hij of zij heeft geen uitspraken te doen over individuele vonnissen.

De poort openzetten voor openlijke kritiek van een minister van Justitie op concrete vonnissen, is de rode loper uitrollen voor reële of gepercipieerde beïnvloeding van de rechter door de uitvoerende macht. Het is uitgerekend om zulk misbruik te vermijden dat Montesquieu en Locke de scheiding der machten bedacht hebben. Het is om dezelfde reden dat de trias politica de ziel van ons grondwettelijk stelsel vormt.

Als de federale minister van Justitie zich de vrijheid zou toe-eigenen om kritiek te spuien op een vonnis, dan zouden alle duivels losbarsten. Dergelijke uitschuivers hebben zich in het verleden op onbewaakte momenten wel eens voorgedaan, met telkens een zeer heftige reactie in de media – en terecht.

Blijkbaar is het omdat minister Demir als Vlaams minister niet bevoegd is voor wat er in Antwerpen gebeurd is – want dat is federale materie – dat zij zich verdedigd heeft met de stelling dat zij als mens ook een mening heeft en deze dus mocht uiten.

Maar zo werkt het niet. Natuurlijk is de vrijheid van meningsuiting, zoals de politieke driedeling, een onvervreemdbaar beginsel. Die vrijheid is echter niet absoluut. Zij verhindert namelijk niet dat een minister van Justitie in functie uiterst terughoudend moet zijn in zijn of haar uitingen over rechterlijke uitspraken. Altijd. En ongeacht de politieke familie waartoe de minister behoort, want het gaat hier hoegenaamd niet om partijpolitiek.

De minister heeft met haar reactie nog een tweede uitschuiver gemaakt. Zij meent een uitbrander te kunnen geven aan de advocate die Ben C. verdedigde. Een advocaat neemt de verdediging van zijn of haar cliënt op zoals hij of zij zelf denkt dat te moeten doen, in het belang van de cliënt. De vrijheid waarmee de advocaat spreekt in de rechtbank is evenzeer een principe van de rechtstaat: geen vrije advocaat, geen verdediging. Het komt een lid van de uitvoerende macht, laat staan een minister van Justitie in functie, nooit toe publieke uitspraken te doen over de wijze waarop een advocaat zijn cliënt verdedigt.
Daarnaast neemt een advocaat professioneel de verdediging waar van een cliënt, maar is die daarbij volstrekt onafhankelijk. Al te vaak wordt de advocaat verkeerdelijk vereenzelvigd met de cliënt.

Dat de advocaat van het slachtoffer zich volgens de beschikbare informatie kan vinden in het vonnis, is een bijkomende omstandigheid die bevestigt dat de minister zich vergaloppeerd heeft. Maar zelfs los van de reactie van het slachtoffer moet een minister zich onthouden van commentaar.

Het is bijzonder jammer dat deze fundamenten van ons rechtsbestel in herinnering moeten gebracht worden bij iemand die er, als geen andere, alert voor zou moeten zijn.