Ga verder naar de inhoud
3/03/23
Peter Callens

"Hebben wij baat bij het overrulen van het Grondwettelijk Hof? Dat is de hamvraag"

In deze rubriek reflecteert onze voorzitter over de actualiteit. U leest hem elke twee weken. Ontdek waarover hij het vandaag met u wil hebben.

De carnavalsvakantie was amper achter de rug. Meteen werd het denkvermogen van de juridische wereld op de proef gesteld: N-VA-Kamerlid S. Loones deed een oproep om een ‘volksberoep’ mogelijk te maken tegen arresten van het Grondwettelijk Hof.

Onder het motto ‘in de rechtsstaat moet de democratie primeren’ wil de politicus ingaan tegen activistische rechters, die zelf het recht bepalen in de plaats van de verkozenen des volks. Dat heeft, volgens de initiatiefnemer, vooral te maken met de bedenkelijke kwaliteit van wetgeving. Rechters springen noodgedwongen in die bres. Maar de collateral damage daarvan is dat rechters het beleid bepalen. De democratie behoeft herstel.

Dat activistische rechters uitgerekend in het Grondwettelijk Hof zouden aan te treffen zijn, is een opmerkelijke gedachte waarbij ik een glimlach moeilijk kan onderdrukken. Maar laten wij niet blijven hangen bij de vorm en direct naar de inhoud van het voorstel gaan. Al was het maar omdat in de pers en bij Vlaanderens meest onderlegde juridische blogger het luchtalarm afgegaan was. In weldenkende kringen werden neusknijpers opgezet. Brussel zou Warschau-aan-de-Zenne worden, of erger. Maar zo’n vaart loopt het niet.

Het voorstel vindt volgens zijn auteur inspiratie in de notwithstanding clause van het Canadese Charter of Rights and Freedoms. Dat is een bepaling waarmee overheden eigen regelgeving kunnen vrijwaren voor rechterlijke toetsing aan datzelfde Charter.

In één beweging stelt de auteur voor om de Kamer de mogelijkheid te bieden om met een tweederdemeerderheid een beslissing van het Grondwettelijk Hof terug te draaien.

Het voorstel heeft meer weg van een politieke stream of consciousness dan van een juridisch afgehechte redenering, maar de uitgangspunten zijn ernstig genoeg om erop in te gaan.
- Peter Callens, voorzitter Advocaat.be

Eén, de notwithstanding clause. Of, in het mooie Frans uit Québec, de clause dérogatoire of clause nonobstant van artikel 33 van het Canadese Charter. Die bepaling stelt de federale of provinciale parlementen in staat om eigen wetgeving voor een hernieuwbare duur van 5 jaar te beschermen tegen rechterlijke toetsing aan het Charter. Het is een compromis uit de jaren ‘80, tussen enerzijds de voorstanders van de volle democratische afdwingbaarheid van alle wetten en anderzijds de pleitbezorgers van het Charter als hogere rechtsnorm, waaraan de parlementen zich moeten houden.

Dit mechanisme simpelweg transponeren naar eigen land behoort tot het domein van de legal fiction. Artikel 187 van de Grondwet luidt namelijk: “De Grondwet kan noch geheel, noch ten dele worden geschorst.” Tenzij artikel 187 zou gewijzigd worden, maar zover zijn wij niet.

Twee, het ‘volksberoep’ tegen arresten van het Grondwettelijk Hof. Die ongelukkige benaming doet denken aan ‘volkstribunaal’ – brrrrr – maar verbergt een fundamenteel debat: is de vraag naar de conformiteit van een wet aan de Grondwet een politieke kwestie of is het een juridisch probleem?

Meer dan anderhalve eeuw sinds de onafhankelijkheid van België hebben wij geleefd met de overtuiging dat het parlement de instelling was die als enige kon beoordelen of een wet conform was aan de Grondwet. Het is pas sinds 1988 dat toetsing van wetten aan de Grondwet mogelijk is. Aanvankelijk bleef zij beperkt tot toetsing aan het gelijkheidsbeginsel, het beginsel van niet-discriminatie of de rechten en vrijheden inzake onderwijs. Pas later kreeg zij uitbreiding.

Wat bij ons gold tot in 1988 geldt vandaag nog steeds in Nederland. Artikel 120 van de Grondwet bepaalt daar: "De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen."

Velen stellen zich de 19de eeuw voor als de bakermat van de liberale democratie. Toen beoordeelde het parlement zelf hoe het invulling gaf aan de Grondwet, zonder toetsing noch sanctie nadien. Zo bekeken was de 19de eeuw veeleer de bakermat van de illiberale democratie, waarin de meerderheid haar gang kon gaan zonder grondwettelijke hinder. Een wat ontluisterende ontdekking.

Wat er ook van zij, in de 20ste eeuw zette de trend naar grondwettelijke toetsing zich door, zeker na de gruwelen van WOII. Duitsland en Italië maakten er werk van. Ook Frankrijk volgde, met grotere schroom, en richtte zijn Conseil Constitutionnel op. België volgde veel later. Vandaag is ook in Nederland de invoering van een grondwettelijke toetsing zeer actueel en overwegen onze Noorderburen de oprichting van een Constitutioneel Hof. Het conflict tussen een wet en de Grondwet krijgt zodoende, in ons deel van de wereld, een juridisch geladen invulling. Daarbij rijst de opwerping, in sommige kringen, dat de rechter onder voorwendsel van juridische redenaties, in werkelijkheid aan politiek doet. Wat zijn functie niet is.

Het nieuwe voorstel is eigenlijk een gedeeltelijke terugkeer naar de politieke benadering.

Daarmee gaat het in tegen de heersende tijdsgeest in Europa. Maar het kan de uiting zijn van een nieuwe trend.

Los van alle vragen rond proceseconomie en rechtszekerheid die gepaard gaan met het voorstel, zullen wij ons moeten afvragen welke baat wij hebben bij het kunnen overrulen van een arrest van het Grondwettelijk Hof. Immers, in onze rechtsorde zal in politiek gevoelige dossiers de toetsing aan het EVRM of de Europese verdragsregels doorwegen. Die toetsing zal het parlement niet kunnen terugdraaien. En als het Grondwettelijk Hof zich uitspreekt over een bevoegdheidskwestie, zoals in het arrest 5/2021 inzake zonnepanelen, zou het absurd zijn dat een onbevoegd parlement zou kunnen overgaan tot het overrulen van een arrest van het Grondwettelijk Hof dat die onbevoegdheid vaststelt.

Bovendien is het maar de vraag of wij het zonder de luxe van de bijzonder hoge kwaliteit van de arresten willen stellen, en bereid zijn terug te vallen op de eerder kwantitatieve democratische telling van een meerderheid in het parlement.

Paniek is voorlopig onnodig: ook zonder de clause notwithstanding moet het voorstel de zware test ondergaan van de grondwetswijziging. Maar een mooi intellectueel debat levert het wel op in deze tijden van tournée minérale.

Met genegen groeten,

Peter Callens
Voorzitter Advocaat.be